HPV

Ofwel baarmoederhalskanker

Onderstaand artikel dateert van 2017.

Ook in 2017 publiceerden wij "Europa houdt omstreden HPV-vaccin hand boven het hoofd".

In 2019 gaf dr. Kris Gaublomme een lezing over HPV. In die presentatie vind je extra, recentere informatie.

>> DE ZIEKTE


Baarmoederhalskanker neemt met 3,6% de zevende plaats in op de lijst van kankers bij vrouwen, na tumoren van de borst, de dikke darm, de eierstokken, het endometrium (baarmoederslijmvlies), de maag en de long (WIV). Veertig jaar geleden was baarmoederhalskanker nog de eerste doodsoorzaak van kanker bij vrouwen (CDC).


In 1996 waren er in België 472 nieuwe gevallen van baarmoederhalskanker (BHK) (1). Het kenniscentrum spreekt over zowat 700 gevallen per jaar. (28) Jaarlijks sterven er in België bijna 200 vrouwen aan de ziekte (1) en wereldwijd zowat 250.000.


65% zijn carcinosum in situ.


In heel Europa zouden er jaarlijks zo’n 33.500 gevallen worden vastgesteld met 15.000 overlijdens. (2) Dit is dus een niet te verwaarlozen probleem. In vergelijking met andere gesels van deze tijd, zoals ondervoeding en AIDS, is het probleem echter beperkt.


De kanker ontwikkelt zich zeer geleidelijk, en wordt voorafgegaan door precancereuze letsels, 'papilloma’s' genaamd. Pas na een tiental jaren evolueren deze letsels tot kanker. Vroegtijdige opsporing ervan door regelmatige uitstrijkjes, en behandeling, kan zeker 90% van de kankergevallen voorkomen. (1)


Het levenslang risico om ooit baarmoederhalskanker te ontwikkelen is 0,75%; het lifetime risico om er ooit aan te overlijden 0,27% (Zie: https://www.hrsa.gov/quality/toolbox/measures/cervicalcancer/)


De etnische afkomst speelt een belangrijke rol bij het risico op de ziekte. Bijvoorbeeld: in de VS komt de kanker het vaakst voor bij vrouwen van Latino origine, gevolgd door zwarten, blanken, Aziaten en Indianen/Eskimo's. Het sterftecijfer ligt het hoogst bij zwarten, gevolgd door blanken, latino's, Indianen/Eskimo's en Aziaten.

De 5 jaar overleving hangt sterk af van het stadium waarin de kanker ontdekt wordt. Over alle stadia samen is dit in de VS slechts 68%. In een vroeg stadium stijgt dit cijfer echter tot 91%; is de kanker uitgebreid tot de omgevende weefsels en lymfeklieren dan daalt het cijfer tot 57%; worden er metastasen (uitzaaiingen op afstand) vastgesteld dan daalt het overlevingscijfer tot een bedroevende 16% (https://www.cancer.net/cancer-types/cervical-cancer/statistics)


De ziekte is niet erfelijk.


INDELING


Men kan twee soorten kankers aantreffen. Het invasief plaveiselcelcarcinoom (95%) dringt slechts langzaam door tot de diepere cellagen van de baarmoederhals. Het adenocarcinoom (5%) is zeldzamer maar agressiever, dringt dus sneller door tot de diepere lagen (Higginson, 1992). 


Om de ernst van de kanker weer te geven werd gebruik gemaakt van verschillende classificaties.


De Papanicolaou-classificatie was lang in gebruik maar is momenteel volledig verlaten.


Ze werd mettertijd vervangen door de CIN (Cervical Intraepithelial Neoplasm)-classificatie met volgende stadia:


  • CIN I geeft een lichte dysplasie (celafwijking) weer
  • CIN II wijst op een matige dysplasie; overleving 55-70%
  • CIN III staat voor een ernstige dysplasie en carcinoma in situ: doorgroei tot aan de bekkenwand of het onderste deel van de vagina; overleving 30-50%
  • in stadium IV is er doorgroei tot in de blaas of de endeldarm, of uitgezaaid in longen of botten; overleving 5-20%


Tegenwoordig wordt algemeen het Bethesda systeem aangenomen waarbij slechts twee categorieën overblijven: SIL (Squamous Intraepithelial lesion) low grade, wat overeenkomt met de vroegere CIN I, en SIL high grade, wat neerkomt op CIN II-IV.


Laaggradige tumoren komen vooral voor bij jonge vrouwen (< 25 jaar), terwijl invasieve tumoren vooral toenemen vanaf 25 jaar met een piek rond 60 - 65 jaar (2.025/100.000).


EPIDEMIOLOGIE


80% van de baarmoederhalskankers treedt op in de derde wereld. (10)


In de USA is de frequentie van baarmoederhalskanker 8/100.000 vrouwen. (11)  


Het sterftecijfer ligt momenteel tussen 1,6 en 3,7/100.000 patiënten. (12) De American Cancer Society (ACS) vermeldt dat “tussen 1955 en 1992 het sterftecijfer aan baarmoederhalskanker gedaald is met 74%” en dat “dit sterftecijfer blijft dalen met bijna 4% per jaar”. (13)


SYMTOMEN


In een vroeg stadium geeft de aandoening geen symptomen. Soms is er tussentijds bloedverlies, of wat bloeding na seksueel contact, of wat witverlies.


Een verdacht uitstrijkje moet aanleiding geven tot verder onderzoek. Een DIAGNOSE kan pas met zekerheid gesteld worden na biopsie, waarbij een weefselstukje van de baarmoederhals verwijderd en microscopisch onderzocht wordt. Naargelang de ernst van het letsel wordt een CIN-stadium 1, 2 of 3 vastgesteld. Tegenwoordig spreekt men steeds vaker over een laaggradige of hooggradige metaplasie.


OORZAAK


Klassiek wordt baarmoederhalskanker aanzien als een probleem veroorzaakt door seksueel contact. Alle aandacht gaat daarbij naar het HPV-virus, waarbij vooral de types 16 en 18 veel aandacht krijgen. Toch is een oorzakelijk verband niet beperkt tot dit virus, en stelt het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid dat er onvoldoende elementen zijn om de causaliteit te bevestigen (https://www.wiv-isp.be/epidemio. Een andere mogelijke (co-)factor is het herpes simplex virus type 2 (HSV2). 


De theorie - want dat blijft het - dat baarmoederhalskanker veroorzaakt wordt door een virus, meer bepaald een HPV, wordt echter frontaal aangevochten door McCormack. In een publicatie uit 2013 haalt die de hele HPV-theorie onderuit [7727]. McCormack stelt dat er nog steeds 20 à 30% van de baarmoederhalskankers zijn waarbij geen virussen worden aangetroffen, laat staan HPV’s:

  • dat het feit dat bij een meerderheid van de baarmoederhalskankers HPV wél aangetroffen wordt eenvoudig te maken heeft met het feit dat de overgrote meerderheid van seksueel actieve vrouwen ooit met dit virus besmet worden; het virus kan in de cellen aanwezig blijven als getuige van een vroegere infectie, maar dat betekent niet dat het er schade aanricht;
  • dat het aanwezige virus absoluut niets te maken heeft met de ontwikkeling van de kanker;
  • dat daarom vaccinatie tegen HPV ook op geen enkele manier kan bijdragen tot de bestrijding van baarmoederhalskanker.


McCormack baseert zijn stelling op het feit dat alle onderzochte baarmoederhalskankers een afwijkend karyotype vertoonden, d.w.z. een afwijking van de chromosoomstructuur (aneuploidie), waardoor de betroffen cel een totaal nieuwe identiteit krijgt. De hele kanker bestaat uit cellen die identiek zijn met deze eerste kankercel. Het afwijkende chromosoombeeld (karyotype) verschilt echter van gezwel tot gezwel. Indien deze afwijkingen veroorzaakt zouden zijn door het HPV, dan zouden ze onderling een grote gelijkenis moeten vertonen. Dit is echter niet het geval. De chromosomale verandering moet dus veroorzaakt zijn door een of andere kankerverwekkende factor, of door een spontane veranderingen van het chromosoom. Dit soort veranderingen is vrij zeldzaam, en het risico erop wordt groter met de tijd, dus met de leeftijd. Dit verklaart dan weer waarom de meeste baarmoederhalskankers pas op latere leeftijd optreden (zie onder).


Deze visie lijkt heel steekhoudend. Op basis van deze nieuwe inzichten zal onderstaande tekst, die nog gebaseerd is op de HPV-theorie, mettertijd wellicht volledig herschreven moeten worden! Wordt vervolgd!


RISICOFACTOREN


Er zijn een aantal risicofactoren bekend die de ontwikkeling van een kanker in de hand werken: (1)


  • vroegtijdig seksueel contact;
  • promiscuïteit (veel wisselende seksuele partners);
  • het aantal zwangerschappen; bevalling op jonge leeftijd;
  • de aanwezigheid van andere seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA’s);
  • slechte socio-economische omstandigheden;
  • roken verdubbelt het risico door zijn negatieve invloed op het afweersysteem (Winkelstein, 1990); het risico is evenredig met het aantal gerookte sigaretten en de duur van het rookgedrag (Winkelstein, 1990);
  • langdurige orale contraceptie. Volgens een Franse studie lopen vrouwen die langer dan 5 jaar de pil slikken driemaal meer risico dan anderen; na 10 jaar wordt dat risico zelfs tienmaal zo groot (The Lancet, eind maart 2004). Een gelijkaardige studie van de WGO komt tot de conclusie dat het risico minstens verdubbelt na 5 jaar pilgebruik (???). Na het stoppen van het pilgebruik daalt het risico opnieuw (Brinton, 1991); (WHO collaborative study). Meestal betreft het hier plaveiselcelcarcinomen, hoewel één studie ook een toename van adenocarcinomen beschrijft (Brinton, 1990), (Peters, 1986), (Eide, 1987).


Anderzijds blijken het gebruik van condooms of diafragma een beschermend effect te resorteren (Engels, 1989). Ook besnijdenis bij de man lijkt beschermend te werken (Kjaer, 1991).

  • een verzwakt immuunsysteem door medicatie of infecties, nog versterkt door slechte voeding;
  • echtgenoten van mannen met prostaatkanker;
  • echtgenoten van mannen wiens eerste vrouw overleden is aan baarmoederhalskanker.


De frequentie van baarmoederhalskanker varieert enorm van de ene plaats op de wereld tot de andere. Verschillende sociologische en medische omstandigheden, een andere sekscultuur en misschien genetische vatbaarheid vormen daarvoor de verklaring. Baarmoederhalskanker bezet in sommige ontwikkelingslanden de eerste plaats in het klassement van sterftecijfers door kanker bij vrouwen. Bij Belgische vrouwen is het de op vier na meest voorkomende vorm van kanker, na borstkanker, darmkanker en eierstokkanker en rectumkanker (www.gezondheid.be).


PREVENTIE


Preventie van baarmoederhalskanker is zeer goed mogelijk door een zeer eenvoudig en goedkoop onderzoek, namelijk het uitstrijkje. Hierbij worden cellen van de baarmoederhals en van het kanaaltje dat naar de baarmoederholte gaat onderzocht op kwaadaardigheid. Uitstrijkjes zouden de regel moeten zijn vanaf het eerste jaar na het eerste seksueel contact, of vanaf 25 jaar, om de vijf jaar, tot 65 jaar. Bovendien kan men via een uitstrijkje nagaan over welk type HPV-virus het gaat, en of het gaat om een eenmalige goedaardige infectie, verschillende opeenvolgende infecties, of een evolutie naar kanker. 


In ons land maakt slecht 59% van de vrouwen tussen 25 en 64 jaar gebruik van de mogelijkheid om driejaarlijks een uitstrijkje te laten uitvoeren. Nochtans schat men dat deze preventieve uitstrijkjes jaarlijks 1400 gevallen van baarmoederhalskanker voorkomen. Slechts 62% van de diagnoses wordt gesteld bij een preventief onderzoek. Dit zou eigenlijk de 100% moeten benaderen. Een verder doorgedreven campagne om uitstrijkjes te bevorderen zou dus nog veel meer gevallen kunnen voorkomen. 


Diane Harper, die mee het vaccin hielp ontwikkelen, stelde zelf dat in de US de combinatie van vaccinatie plus uitstrijkjes niet beter scoort dan uitstrijkjes alleen. (10)


BEHANDELING


De behandeling hangt af van het stadium.  


Precancereuze letsels worden bevroren (cryotherapie) of gelazerd; eventueel kan de baarmoederhals geamputeerd worden (conisatie). Bij een beperkte kanker wordt de baarmoeder weggenomen (hysterectomie), bij uitgebreide letsels moeten ook de omliggende weefsels en klieren worden verwijderd. Soms worden ook bestraling of chemotherapie ingeschakeld in de behandeling. Door hyperthermie worden de aangetaste cellen verwarmde tot 40 à 45 °C om het effect van bestraling te versterken. 


De kans op genezing hangt af van de evolutie van het letsel en varieert van bijna 100% bij microscopische letsels, tot 80 à 85 % wanneer enkel de hals is aangetast.


HPV: HET VIRUS


Men kan niet spreken over “het” HPV-virus. Er zijn reeds ongeveer 150 verschillende serotypes van het virus geïdentificeerd. Mogelijk zijn er nog meer, en zeker zullen er in de komende jaren nieuwe types ontstaan. Het is onmogelijk al deze types in een vaccin te voorzien. Tegen de meeste stammen zullen de antistoffen aangemaakt door het vaccin dus hun doel missen. Het moet gezegd dat niet alle 150 types even belangrijk zijn bij kanker; sommige types worden veel vaker aangetroffen in de letsels dan andere. Type 16 alleen al komt bijvoorbeeld voor in 50% van de gevallen, type 18 in 15%; 6 andere types nemen samen nog eens 18% van de gevallen voor hun rekening (4p2). In totaal zijn er zo’n 15 verschillende HPV-types die aangetroffen worden bij baarmoederhalskanker: 16, 18, 31, 33, 35, 39, 45, 51, 52, 56, 58, 59, 66, 68... [5909].


Besmetting met HPV is quasi de regel in de eerste maanden tot jaren na beginnend seksueel contact. Een natuurlijke infectie biedt in de regel levenslange immuniteit. (20) 


De meeste HPV-infecties, onafhankelijk van het serotype, verdwijnen spontaan na 6 maanden tot 2 jaar [5910], [5911].


Hoe hoger de leeftijd bij infectie, hoe groter het risico dat de infectie niet spontaan geneest. Dit is een bijkomend risico in verband met vaccinatie. Door te vaccineren kan men een tijdelijke immuniteit opwekken die echter verdwijnt wanneer het vaccin later niet herhaald wordt. Daardoor kunnen vrouwen extra blootgesteld worden aan blijvende infectie, met - volgens de HPV-theorie - een verhoogd risico op evolutie naar kanker.

Op deze pagina vind je de 

uitgebreide versie met meer wetenschappelijke achtergrond.

Voor de beknopte versieklik hier.

>> HISTORIEK


Baarmoederhalskanker, HPV en vaccinatie


Uitgangspunt van de vaccinatiecampagne is dus de hypothese dat:

  1. elke baarmoederhalskanker het gevolg is van een HPV-infectie
  2. dat HPV-infectie door vaccinatie voorkomen wordt
  3. dat hierdoor baarmoederhalskanker voorkomen wordt


De hele theorie loopt echter mank op ieder punt.


Vooreerst herleidt men het ontstaan van baarmoederhalskanker tot één enkele oorzaak: de aanwezigheid van het HPV. Feit is dat de realiteit wel iets complexer is dan dat.


Wat is het verband tussen baarmoederhalskanker en HPV?


De enige firma ter wereld die destijds draagbare testkits ontwikkelde voor HPV-detectie (HiFi DNA Tech, LLC) vroeg in 2007 een reclassificatie voor hun toestel van klasse III (mag nog niet gecommercialiseerd worden, omdat de resultaten onbetrouwbaar zijn) naar klasse II (mag beperkt gecommercialiseerd worden en gebruikt worden onder voortdurende supervisie voor kwaliteitscontrole van de testresultaten). Op 07/03/2007 weigerde de FDA de reclassificatie op grond van de overtuiging dat HPV niet gelinkt was aan cervixcarcinoom (hoewel de FDA al sinds mei 2006 dringend op zoek was naar een HPV-detectie toestel). (???)


Een latere studie (2006) wees er eveneens op dat het verband tussen HPV-infectie en baarmoederhalskanker niet is aangetoond [4313].


Nochtans wordt de laatste jaren het verband tussen HPV en baarmoederhalskanker algemeen aanvaard.


Ten tweede gaat men er van uit dat de aanwezigheid van het virus meestal tot kanker leidt. Dit is duidelijk niet het geval; er zijn immers veel vrouwen die gezonde draagster zijn van het virus zonder kanker te ontwikkelen. Het virus kan jaren aanwezig zijn zonder enig symptoom te veroorzaken. Men schat dat slechts 1/10.000 HPV-besmette vrouwen ooit baarmoederhalskanker krijgt. In een onderzoek bleek 30 à 40 % van Amerikaanse studentes besmet met het virus (1). Volgens het CDC wordt meer dan de helft van seksueel actieve personen ooit besmet met het virus (3). Infectie met HPV is op zich dus een doodnormale zaak. In de regel ruimt ons lichaam een HPV-infectie gewoon op. Meer dan 90 % van de nieuwe infecties verdwijnt spontaan, zonder behandeling, binnen de twee jaar!!! (4 p3, 19) Van de overige 10% zal slechts de helft ooit kanker ontwikkelen. Lichte chronische letsels genezen in de regel spontaan. Ook van de matig ernstige letsels (CIN II) geneest nog 78% zonder behandeling, en zelfs van de ernstige letsels (CIN III) geneest nog een deel spontaan (4 p4).


30% van de baarmoederhalskankers worden niet veroorzaakt door virusstammen voorzien in het vaccin, en zullen er dus ook niet door voorkomen worden.


Verder zullen er zonder de minste twijfel binnen de kortste keren mutaties (veranderingen) ontstaan bij het HPV-virus die het ongevoelig maken voor het ontworpen vaccin. Waarna men opnieuw van nul kan herbeginnen. Inderdaad worden nu reeds bij gevaccineerde vrouwen andere serotypes van het HPV gevonden dan die welke voorzien zijn in het vaccin. Het uitbreiden van het aantal virusstammen in nieuwe HPV-vaccins zal hieraan niets veranderen, enkel het probleem verschuiven.


Kortom, we zien dezelfde kromme redenering met dezelfde foute conclusies als bij andere ziekten waartegen gevaccineerd wordt. Het uitgangspunt is nogmaals dat de oorzaak van ziekte buiten ons ligt, en dat technische ingrepen, zoals inenting, daar een mouw kunnen aan passen. Het is zonneklaar dat dit niet zo is. Maar eer dit onomstootbaar bewezen is hebben weer eens een generatie tieners en jonge vrouwen er nog maar een vaccin bij gekregen, met alle nevenwerkingen van dien. Commercieel gezien is de buit tegen dan al lang binnen.


De invoering van een vaccin tegen HPV leidt bovendien de aandacht af van andere oorzaken van, en risicofactoren voor baarmoederhalskanker (cfr. hierboven).


Baarmoederhalskanker treedt vooral op wanneer de besmetting niet binnen de 2 jaar na infectie opgeruimd is [5909].


Wanneer het HPV-virus niet spontaan verdwijnt, bewijst dat dat er iets aan de hand is met de immuniteit van die persoon. Dergelijke toestand is een bedreiging voor de gezondheid, en de infectie is een signaal dat er iets moet aan gebeuren. Door de vaccinatie kan dat signaal wegvallen en zal bij veel vrouwen de verzwakking van hun immuunsysteem onbehandeld blijven, tot ze zich uit in andere kwalen. Gezien vaccinatie zelf kan leiden tot een verminderde immuniteit is dit een tweede manier waarop het vaccin kan bijdragen tot een verzwakking van de gezondheid van een individu en, bij veralgemeend toedienen, van de bevolking in zijn geheel.


Er zijn verschillende voorwaarden om via HPV (baarmoederhalskanker) te kunnen krijgen:

  • Men moet geïnfecteerd raken met een HPV;
  • Dit HPV moet een van de 40 op 150 types zijn die in staat zijn de genitale slijmvliezen te besmetten (bijna drie op vier doet dat dus NIET);
  • Van die 40 types moet het HPV een van de 16 zijn die kanker kunnen uitlokken;
  • Van de vrouwen die met een van deze 16 types besmet zijn zal de grote meerderheid enkel celwijzigingen vertonen (dysplasie) ter hoogte van de baarmoederhals; slechts een kleine fractie van hen ontwikkelt kanker (4 p. 2, 3). Zelfs als je besmet bent met het virus dat het meest frequent teruggevonden wordt bij kanker (HPV-16), is het risico om echt kanker te ontwikkelen nog minder dan 5%.
  • Er verlopen 15 jaar tussen de infectie met HPV en de ontwikkeling van kanker (4 p2). In de tussentijd kan men naar alternatieve methoden zoeken om van het virus af te komen, via versterking van de eigen, natuurlijke immuniteit bijvoorbeeld, of een klassiek medische behandeling opstarten. 
  • Wanneer er letsels optreden verlopen deze meestal nog zeer langzaam. De meeste infecties worden opgelopen in de late tienerjaren of door vroege twintigers. De meest frequente leeftijd voor lichte precancereuze letsels (= letsels die wijzen op een vermoedelijke evolutie in de richting van kanker) is tussen 20 en 30; ernstige letsels vindt men tussen 30 en 40, en invasieve kankers vooral tussen 40 en 60. Er liggen dus meestal tientallen jaren tussen de infectie en een echte kanker. Dit is geen reden om het probleem te laten aanmodderen; het illustreert wel dat men niet meteen moet panikeren.  


Er zijn verschillende scenario’s mogelijk die de afloop van de infectie bepalen.  


  • Ofwel gaat het om een eenmalige infectie, die binnen de twee jaar spontaan opgeruimd wordt.  
  • Ofwel zijn er opeenvolgende nieuwe infecties, die ook telkens weer spontaan verdwijnen.
  • Ofwel slaagt het afweersysteem er niet in een letsel op te ruimen. Dan ontstaat een lineaire toename aan virussen die steeds meer cellen besmetten en hen tot deling dwingen (zie illustratie). Dan ontstaat er een gezwel. Zoals gezegd duurt het wel 15 jaar tussen een infectie en de aanwezigheid van een echte kanker. 


Opvallend is hierbij dat niemand de noodzaak ontkent om, ook na vaccinatie, geregeld uitstrijkjes uit te voeren bij seksueel actieve vrouwen. Deze uitstrijkjes kunnen een eventuele kanker in een vroeg stadium opsporen en een passende behandeling toelaten. 


HET HPV-VACCIN


Reeds in 1997 startte Merckfase 1 en 2 proeven op basis van het HPV-11; kort daarop werden types 16 en 18 toegevoegd. In 2002 werden fase 3 studies aan het project toegevoegd. (9)


In 2005 begonnen proeven op duizenden jongeren en universiteitsstudentes in 6 of 7 verschillende landen, waaronder Engeland. In België werd er in mei 2004 reeds een onderzoek gestart aan drie Vlaamse universiteiten.


De vaccins die tegen HPV ontwikkeld worden zijn kunstmatige (gerecombineerde) vaccins op basis van enkele van de belangrijkste serotypes (variaties). Er zijn momenteel twee vaccins erkend.  


GlaxoSmithKline en MedImmune ontwikkelden samen Cervarix, een bivalent (2 serotypes) vaccin tegen de types 16 en 18. Dit vaccin wordt 3 maal toegediend met respectievelijk één en vijf maanden tussentijd.


Merck van zijn kant kreeg in juni 2006 groen licht van het FDA voor de leeftijdsgroep 9 - 26 jaar, en begin oktober 2006 gaf het Europese EMEA-toestemming aan Sanofi-Pasteur om hetzelfde product op de markt te brengen. Het vaccin heet Gardasil en is gericht tegen vier virustypes: 6, 11, 16 en 18. Toediening gebeurt volgens een 0-2-6 maand schema. Enkel de types 16 en 18 worden in verband gebracht met baarmoederhalskanker, de twee andere met genitale wratten.


Gardasil wordt in België terugbetaald sedert 1 november 2007. Sinds 2015 is Cervarix in gebruik.


In de VS waren op 1 juni 2009 al 26 miljoen dosissen toegediend. (14)

>> HET VACCIN


Het HPV-vaccin is een vaccin tegen een aantal types van het Humaan Papilloma Virus. Dit virus wordt zeer vaak aangetroffen in kanker van de baarmoederhals: cijfers hierover draaien rond 70 80%. Deze frequente aanwezigheid heeft bij wetenschappers geleid tot de conclusie dat het virus de tumor veroorzaakt. Het uitgangspunt van het vaccin is dan ook de veronderstelling dat:


  1. een vaccin de aanwezigheid van het virus kan beletten
  2. dat hierdoor baarmoederhalskanker voorkomen wordt  


In België voert men sinds 2008 een vaccinatiecampagne in de hoop dat het virus kan uitgeroeid worden en baarmoederhalskanker volledig zou verdwijnen. Sinds september 2010 wordt het vaccin via de school aangeboden aan alle meisjes van het eerste middelbaar (± 12 jaar). 


Omdat men er eveneens van uitgaat dat tienermeisjes reeds vroeg seksueel actief worden, en nogal snel van seksuele partner wisselen, wil men hen reeds voor hun adolescentie massaal inenten, liefst rond 11 à 12 jaar. Het is immers tijdens seksueel contact dat men met het virus besmet wordt.


Ook jongetjes zijn een doelwit voor vaccinatie, in de veronderstelling dat het vaccin het virus opruimt zodat ze later geen meisjes meer kunnen besmetten tijdens seksueel contact. Ook zou het hen moeten beschermen tegen genitale wratten en keelkanker. In Vlaanderen wordt het vaccin sinds 2019 ook aan jongens van het eerste middelbaar aangeboden.

>> EFFICIËNTIE


Vooreerst is het belangrijk te wijzen op het verschil tussen seroconversie (dit is: het percentage gevaccineerden dat antistoffen aanmaakt tegen het virus) en de efficiëntie van het vaccin (dit is: het percentage gevaccineerden dat zonder vaccin kanker zou gekregen hebben en door het vaccin niet). Niet voor niets wijst het EMEA er op dat de huidige vaccins enkel aanspraak kunnen maken op de voorkoming van chronische HPV-infecties, niet op de preventie van kanker. Zelfs na invoering van het vaccin zal het nog tientallen jaren duren voor men zicht krijgt op dit laatste.  


Met de bedoeling sneller een vaccin op de markt te krijgen (4p3) beschouwde men daarom langdurige HPV-infectie als maatstaaf, en niet de ontwikkeling van kanker. Dit is reeds een belangrijke sprong in de redenering, die enkel kan verantwoord worden indien men precies weet bij hoeveel vrouwen een langdurige infectie tot kanker leidt, en na hoeveel tijd dit optreedt. Bovendien heeft men blijkbaar niet gewacht op een studie die dit effect op lange termijn kon aantonen. Zonder deze cruciale gegevens is de rest van het onderzoek maar gissen. Het is immers nooit met zekerheid bewezen dat het voorkomen van een langdurige infectie met HPV beschermt tegen het ontstaan van kanker (4p3,7) !! Toch wordt wordt het hele HPV-vaccinatieverhaal hierop gebaseerd!


In 2001 aanvaardde de VRBPAC commissie de al dan niet aanwezigheid van CIN 2 of 3 letsels of AIS (adenocarcinoma in situ) als eindpunten van de studies. Met andere woorden: niet het voorkomen van kanker moest aangetoond worden als maatstaf van efficiëntie van het vaccin, maar het terugdringen van bepaalde voorlopers hiervan. 


Reeds in 2003 beschikte het FDA over documenten die stelden dat HPV-infectie NIET de oorzaak is van baarmoederhalskanker ! (6) Desondanks bleef het FDA het vaccinatieprogramma met Gardasil ondersteunen. Vraag is natuurlijk waarom.  


In maart 2003 gaf het FDA zelf een perscommuniqué waarin stond dat “De meeste vrouwen die besmet worden met HPV in staat zijn het virus kwijt te raken (zonder ingreep) en geen merkbare gevolgen dragen voor hun gezondheid op lange termijn... De meeste infecties zijn slechts kortstondig en hebben geen verband met baarmoederhalskanker...”. 


Opmerkelijk is dat de website van Gardasil zelf waarschuwt dat het vaccin 1° niet iedereen beschermt en 2° niet beschermt tegen alle types van baarmoederhalskanker. 30% van de baarmoederhalskankers kan NIET voorkomen worden door dit vaccin.


Eigenlijk zijn alleen de types 16 en 18 gericht tegen baarmoederhalskanker, de types 6 en 11 tegen genitale wratten.


Het vaccin blijkt niet te werken tegen virustypes waarmee de gevaccineerde reeds besmet was op het moment van vaccinatie (zie verder).


De vraag is wat het effect is van het vaccin op andere kankerverwekkende HPV-types (31, 33, 45, 52, 58, ...).


Gezien slechts een heel kleine fractie van de HPV-infecties kan leiden tot kanker, moet een vaccin 100% werkzaam zijn om nog een extra bescherming te kunnen bieden (4p3).


Wat de seroconversie betreft scoorde het vaccin van GSK tot nog toe zeer goed voor de 2 serotypes die in het vaccin voorzien zijn. Dit zegt echter niets over de 35% HPV types die niet in het vaccin voorkomen.


De studie over Gardasil (FUTURE II) volgde de gevaccineerde vrouwen over een periode van gemiddeld 17 maanden om de efficiëntie van het vaccin te beoordelen. Dit is een zeer korte periode gezien een baarmoederhalskanker er makkelijk 10 jaar of meer over doet na infectie om zich te ontwikkelen. Bovendien werden enkel vrouwen in de studie aanvaard die nog niet met de betreffende virustypes (16 en 18) waren besmet. De kans dat er in deze groep wél kankers zouden optreden was dus so wie so zeer gering. Er werden bij de bestudeerde groep geen vergevorderde letsels (CIN 2/3 of AIS) vastgesteld, terwijl er wel 21 waren in de controlegroep. De gevaccineerde vrouwen werden echter geregeld gecontroleerd op letsels van de baarmoerderhals, zodat geen enkel letsel de tijd kreeg om naar een vergevorderd stadium te evolueren.


Merck beroept er zich op het vaccin getest te hebben bij 20.000 vrouwen. Merck vermeldt er niet bij dat van die groep er nog geen 1.200 waren van minder dan 16, terwijl dit toch de grote doelgroep is voor vaccinatie. Deze groep werd niet lang genoeg opgevolgd om duidelijke conclusies te kunnen trekken over een voldoende aanwezigheid van HPV-antistoffen. Diane Harper vermeldde dat er geen efficiëntiestudies verricht zijn bij meisjes onder 15 jaar (10).  


De weinige studies die bij jonge meisjes werden uitgevoerd sloegen enkel op de antistofvorming na het vaccin, niet op de bescherming tegen kanker, of de veiligheid, of het algemene effect op hun immuunsysteem.


Bovendien blijken een groot deel van de testen uitgevoerd te zijn in ontwikkelingslanden, waaronder India. Toen navraag gedaan werd over het percentage buitenlandse testen weigerde Merck elke commentaar. 


Dr. Harper, hoofdmedewerkster bij Merck, verklaarde dat de cijfers voor baarmoederhalskanker niet zullen dalen tenzij 70% van de vrouwelijke populatie is gevaccineerd, en dat zelfs in dat geval de daling zeer beperkt zou zijn (10). Het beste resultaat van een vaccinatiecampagne, namelijk een vermindering met 70%, verwacht men ... over 60 jaar (10). Maar enkel en alleen de huidige screening (uitstrijkjes) en behandeling zorgen al voor een daling van 4% per jaar (13), dat betekent een daling van 91,4% na 60 jaar. Conclusie: de bijdrage van Gardasil-vaccinatie in de daling van baarmoederhalskanker is onbestaande. 


Koutsky berekende dat om één precancereus letsel te voorkomen er 129 vrouwen moeten gevaccineerd worden.  


WERKINGSDUUR


De bescherming tegen HPV na vaccinatie verloopt hoofdzakelijk via de vorming van antistoffen [5909]. Het is algemeen bekend dat de antistofspiegels na vaccinatie afnemen met de tijd.


Er is trouwens nog weinig geweten over de werkingsduur van het vaccin. Tot nog toe zijn antistoffen aangetoond tot 5 jaar na vaccinatie. In ieder geval zullen herhalingen nodig zijn, al is het nog niet duidelijk om de hoeveel tijd dit zal moeten gebeuren (10). Ook Michels en Nobelprijskandidaat zur Hausen geven toe dat herhalingsvaccins noodzakelijk zullen zijn (27) . Dr. Diane Harper, die bij Merck meewerkte aan de ontwikkeling van het vaccin, gaf te kennen dat de werking van het vaccin niet aangetoond is na meer dan 5 jaar (29). “Het voordeel van het vaccin voor de volksgezondheid is onbestaande”, zo stelde Harper. “Er is geen vermindering van het aantal baarmoederhalskankers, ze worden alleen uitgesteld, tenzij de bescherming minstens 15 jaar aanhoudt en minstens 70% van alle seksueel actieve vrouwen van alle leeftijden worden gevaccineerd.” Ze stelde dat er genoeg nevenwerkingen van het vaccin werden aangetoond om te geloven dat het vaccin gevaarlijker is dan de baarmoederhalskanker die het zou moeten voorkomen.


In februari 2010 schrijven Eric Suba (Department of Pathology, Kaiser Permanente


Medical Center, San Francisco,) en Stephen Raab (Department of Pathology, University of


Colorado Health Sciences Center, Aurora, CO, USA) dat 1° de werkingsduur van het vaccin nog steeds een groot vraagteken is; 2° dat het terugdringen van baarmoederhalskanker zelfs kan vertraagd worden door de vaccinatiecampagne, zeker wanneer deze de fondsen voor uitstrijkjes zou doen opdrogen. “Het zal nog vele jaren duren voor we weten of HPV-vaccinatie kanker voorkomt, of, in het slechtste geval, zelfs meer schade aanricht”, zo schijven ze. Het garanderen en uitbreiden van preventieve uitstrijkjes is voor hen dan ook een absolute prioriteit.


Ook dr. Haug stelt zich ernstige vragen bij het vaccin. Ten eerste riskeert men dat gevaccineerde vrouwen hun uitstrijkjes verwaarlozen vanuit een vals gevoel van veiligheid. Ten tweede blijken andere HPV-stammen meer en meer de twee klassieke kankerverwekkende types (16 en 18) voorbij te steken in het verwekken van precancereuze letsels. Ze vraagt zich ook af wat het vaccin zal doen met onze natuurlijke immuniteit die nu over het algemeen zeer goed reageert op infecties met HPV en het virus spontaan opruimt. Ze wijst er ook op dat als het effect van het vaccin verdwijnt na 10 jaar, het vaccinatieprogramma minder efficiënt is dan uitstrijkjes alleen.


Kim en Goldie voorspelden in 2008 in een wetenschappelijk tijdschrift dat de impact van de vaccinatie gedurende tientallen jaren niet vast te stellen zal zijn.


Ze (NEJM, 2008) besloten dat HPV-vaccinatie kost-effectief is bij 12-jarigen, maar niet bij oudere meisjes en vrouwen. Maar zelfs bij 12-jarigen vervalt hun optimistische schatting indien niet voldaan is aan een waslijst van voorwaarden: 


  • het vaccin moet levenslang beschermen, zodat herhalingsdosissen overbodig zijn. Vandaag de dag is zowat iedereen het er over eens dat dit niet het geval is;
  • het vaccin moet even efficiënt zijn bij jonge meisjes als bij oudere meisjes (15 jaar en meer) en vrouwen; dit is niet onderzocht; 
  • er mogen geen andere kankerverwekkende stammen van het HPV opduiken; dit blijkt nu al wél het geval te zijn; 
  • dat gevaccineerde vrouwen trouw hun uitstrijkjes laten uitvoeren; valt af te wachten;
  • dat de natuurlijke immuniteit tegen HPV niet in het gedrang gebracht wordt door de vaccinatie. Dit is een open vraag. Gezien de verwachte komst van nieuwe stammen zal de bestaande natuurlijke immuniteit er wellicht wél op achteruit gaan.  


Bach (2010) merkt op dat het vaccin het meest efficiënt zou zijn bij die meisjes met een hoog risico op baarmoederhalskanker, namelijk zij die het minst toegang hebben tot geregelde uitstrijkjes. Bij meisjes uit betere sociale klassen die wel gebruik maken van uitstrijkjes, beschouwt hij deze vorm van preventie alleen al “zeer efficiënt”. Met andere woorden, het vaccin bereikt (in de USA) juist die milieus waar het eigenlijk totaal overbodig is. Daardoor valt de kosten-baten analyse ook extra negatief uit.  


Blijkbaar helpt het vaccin niet bij vrouwen die reeds besmet zijn met een van de kankerverwekkende serotypes. Hildesheim et al (2007) stelde vast dat het HPV-virus niet sneller verdween na vaccinatie met 3 dosissen bij vrouwen die voor de inenting reeds besmet waren. 2189 vrouwen tussen 18 en 25 jaar die reeds besmet waren het een van de kankerverwekkende HPV-types 16 of 18 voor vaccinatie werden gevolgd gedurende minstens 6 maanden na vaccinatie. Na 6 maanden was de infectie gedaald met 33,4% bij de gevaccineerden tegenover 31,6% bij de niet-gevaccineerden; na 12 maanden lag de daling zelfs ietsje hoger bij de niet-gevaccineerde vrouwen (49,8%) dan bij de gevaccineerde (48,8%). Ook voor ander HPV-serotypes, kankerverwekkend of niet, viel geen positief effect van vaccinatie vast te stellen. Overigens vallen er uit deze studie geen conclusies te trekken qua veiligheid, gezien het 'placebo' bestond uit een hepatitis A-vaccin! Ook wat betreft het nut van vaccinatie van reeds besmette vrouwen in het perspectief van eventuele latere (her)infecties maken de auteurs groot voorbehoud [5909]. Terecht gaan ze er van uit dat vrouwen die een eerste infectie zonder problemen op eigen kracht overwonnen hebben ook later in staat zullen zijn nieuwe HPV-infecties zelf te overwinnen. Ook een eventuele bescherming door het vaccin tegen serotypes waarmee ze nog niet besmet waren is volgens de auteurs geen voldoende argument om reeds besmette vrouwen alsnog te vaccineren.


Deze vaststelling doet eveneens vragen rijzen rond de efficiëntie van latere herhalingsinentingen. Gezien de kans zeer groot is dat jonge vrouwen intussen wél al seksueel actief zijn en besmet met het HPV, bestaat er geen garantie dat herhalingsvaccins nog veel nut zullen resulteren.

>> VEILIGHEID


Voor wat de nevenwerkingen van het vaccin betreft zal men pas na jaren gebruik en nauwkeurige opvolging van de gevaccineerden kunnen beoordelen welke problemen het vaakst voorkomen na vaccinatie. Dit soort veiligheidsstudies laat, vooral op lange termijn, meestal te wensen over, en het is maar de vraag wat we ooit zullen te weten komen over de resultaten van dergelijke studies - voor zover ze al worden uitgevoerd.


Belangrijk is eveneens dat men beoogt meisjes te vaccineren voor hun seksueel actieve leeftijd, t.t.z. rond 10 à 12 jaar. In dezelfde periode dus dat ook al andere vaccins of herhalingen worden toegediend (BMR-rappel!). Dit maakt de beoordeling van nevenwerkingen niet eenvoudiger.


Om te mogen deelnemen aan een studie werden aan de kandidaten strenge eisen gesteld. Hildesheim bijvoorbeeld liet kandidaten enkel toe indien ze zowel qua anamnese (ondervraging) als bij klinisch onderzoek gezond waren, geen chronische aandoeningen hadden of aandoeningen die wezen op een verzwakte immuniteit waarbij behandeling nodig was, geen allergische reactie gedaan hadden op eender welk vaccin of een ernstige allergische aandoening hadden, of zelfs een vermoeden van allergie, of een reactie gedaan hadden op één van de componenten van het vaccin of op latex, een voorgeschiedenis van hepatitis A of vaccinatie daartegen, een voorgeschiedenis van immuniteitonderdrukkende medicatie of immuniteit modulerende medicatie [5909]. Het is zeker niet zo dat bij elke jong meisje voor vaccinatie dezelfde strenge eisen gesteld worden, waardoor het risico van een doorsnee gevaccineerde hoger ligt dan bij de vrouwen in de studie!


De website van het vaccin vermeldt volgende bijwerkingen: pijn, zwelling jeuk en roodheid op de plaats van inspuiting; koorts, misselijkheid en duizeligheid.


Dr. Harper gaf toe dat het aantal ernstige nevenwerkingen van Gardasil hoger ligt dan het aantal gevallen van baarmoederhalskanker (15).


Eind 2009 waren er in de VS al 15.037 officiële rapporten van nevenwerkingen genoteerd door VAERS.

>> REACTIES


Algemeen

  • Allergische reacties: een Australische studie gaf aan dat het aantal ernstige allergische reacties na Gardasil hoger lag dan na eender welk ander vaccin. (22)


Verwikkelingen van hart en bloedvaten

  • Bloedklontering (14). Uit de gegevens van het bewakingsprogramma VAERS besloot de CDC dat de frequentie van veneuze thrombo-embolische verwikkelingen (verstopping van de aders) hoger lagen bij gevaccineerden [5908]
  • Vasculitis (Tomljenovic)
  • Hartaanval (21)
  • Syncope. Ook flauwvallen komt na vaccinatie vaker voor, aldus het CDC.


Wellicht past dit in het kader van het posturale orthostatische tachycardie syndroom (POTS). 


Zes gevallen worden beschreven door Blitshteyn bij jonge vrouwen met houdingsgebonden hartritmestoornissen 5 dagen tot 2 maanden na vaccinatie met Gardasil [5906]. De klachten konden optreden zowel na de eerste, de tweede als de derde dosis. De leeftijd varieerde tussen 12 en 22 jaar. Een van deze gevallen was vroeger reeds beschreven door de zelfde auteur [5907]. POTS is een stoornis van het autonoom zenuwstelsel, mogelijk op basis van auto-immuun reacties. Drie van de slachtoffers verloren daarbij het bewustzijn, en bij drie werd eveneens een zenuwaantasting vastgesteld. Alle slachtoffers moesten behandeld worden maar vertoonden desondanks noch steeds restletsels na 3 jaar. Patient nr. 3 werd opnieuw ingeënt ondanks de problemen na de tweede inenting, met opnieuw een verergering van haar klachten. Na deze herhaling kreeg het meisje steeds terugkerende aanvallen van bewusteloosheid en duizeligheid. Drie jaar nadien was ze nog steeds niet klachtenvrij. Het vierde meisje kon na de aanvang van de problemen slechts halve dagen naar school, en bleef één tot vier keer per maand aanvallen doen van dreigende syncope. 


Dr. Derrick Lonsdale biedt een biologische verklaring voor deze gevallen van POTS. Hij kwam op het spoor van meerdere meisjes en zelfs een jongen met POTS. De moeder van een van hen had haar eigen research gedaan en kwam tot de conclusie dat haar dochter in feite beriberi had, een ziekte die het gevolg is van een tekort aan Vitamine B1 (Thiamine). Lonsdale bood een verklaring voor deze vaststelling. Thiamine is een vitamine die nodig is voor de werking van een enzyme (transketolase) dat essentieel is bij het omzetten van suiker in energie binnen in de cel, in de mitochondria. Vit B1-tekort beschadigt de mitochondria waardoor de energieproductie voor de cel stil valt. HPV-vaccinatie kan op twee manieren een thiamine-tekort in de hand werken: 1° als oorzaak van aspecifieke stress, 2° doordat het vaccin gekweekt wordt op een gist die een thiaminase II bevat, een enzyme dat thiamine afbreekt.


Reumatische complicaties

  • Lupus (14)
  • Auto-immuun myofasciitis. Deze aandoening is duidelijk gelinkt aan het aluminium dat ook in Gardasil aanwezig is. Dr. Scot Ratner getuigde voor CBS News in 2009 hoe zijn dochter veranderde van een actieve sportster naar een chronische, cortisone-afhankelijke patiënte.

 

Oogcomplicaties

  • Uveïtis (ontsteking van het regenboogvlies). Holt (2014) vond in de literatuur 24 beschreven gevallen van uveïtis na HPV-vaccinatie. Steeds betrof het meisjes, met een gemiddelde leeftijd van 17 jaar. De tijd tussen vaccinatie en optreden van de ziekte was gemiddeld 30 dagen, maar varieerde van 0 tot 476 dagen.
  • Papillitis (ontsteking van de papilla) 
  • Blindheid: permanente bilaterale blindheid bij een 16-jarig meisje na Gardasil (15b).

 

Gynaecologische complicaties

  • Miskraam: Vaccinatie binnen de 30 dagen na conceptie verhoogt volgens een Amerikaans expert het risico op miskraam. 28 Amerikaanse vrouwen kregen een miskraam na vaccinatie (xxxx). Het verband met het vaccin wordt door de overheid in twijfel getrokken. 
  • Onvruchtbaarheid: Polysorbaat 80, een adjuvans van Gardasil, leidt tot steriliteit bij ratten (16).

 

Neurologische complicaties

  • Guillain-Barré (14)
  • Epilepsie (14), (21)
  • verlammingen (14) (21); transiente linkszijdige hemiparese (15b)
  • encephalitis (14)
  • wazig zicht (21)
  • paresthesieën (21)
  • ALS (amyotrofe lateraal sclerose) is een progressieve neurodegeneratieve aandoening die de spieren steeds verder aantast, tot overlijden van de patiënt.

 

Stofwisseingsstoornissen

  • Vitamine B1-tekort. Cfr. POTS hierboven.

 

Psychiatrische stoornissen

  • Anorexie (21)


In cijfers: in februari 2014 vermeldt het Amerikaanse systeem voor registratie van nevenwerkingen (VAERS) volgende cijfers:


Ziekten - 1073

Overlijden - 159

Geen herstel - 6770

Abnormaal uitstrijkje - 558

Celafwijkingen in de baarmoederhals - 238

Kanker van de baarmoederhals - 75

Bedreigende situaties - 614

Bezoek aan dienst spoedgevallen - 11.359

Hospitalisaties - 3.504

Verlengde ziekenhuisopnames - 247

Ernstige nevenwerkingen - 4.633

Nevenwerkingen - 33.903


Dood

  • Tijdens de klinische studies alleen al stierven 23 meisjes, hetzij na Gardasil, hetzij na een aluminium-bevattend 'placebo'. 15 meisjes stierven na Gardasil, slechts 1 na een echt placebo bestaande uit fysiologisch serum. Dit komt neer op 1 overlijden op 912 gevaccineerde meisjes (16).


Een ander risico van het vaccineren is dat jonge mensen meer risico’s gaan nemen bij het vrijen omdat ze er van overtuigd zijn dat ze toch beschermd zijn (4p3).


Qua adjuvantia bevat het vaccin van GSK aluminium, waarvan de gevaren bekend zijn. 


Aluminium kan leiden tot dood van zenuwcellen, en verhoogt de opname van deze stof in de hersenen waar ze kan opstapelen en verder problemen in de hand werken. Zo neemt men aan dat de stof de ziekte van Alzheimer in de hand werkt.


Aluminium geeft reeds gedrags- en geheugenstoornissen bij een belasting van 10 à 11 µg/kg; een dosis Cervarix bij een 11-jarige leidt tot een belasting van 34 µg/kg ! (23)


De hoeveelheid aluminium in Cervarix bedraagt 36 000 maal de hoeveelheid die door het FDA veilig geacht wordt voor inspuitbare vloeistoffen !


Van een nieuwe stof (3-deactylated monophosphoryl lipid A) is de veiligheid ons tot nog toe onbekend.


Natrium boraat (Gardasil), ook bekend als borax, is giftig voor zenuwstelsel, nieren, lever, kan vruchtbaarheid en het ongeboren kind schaden, en wordt gebruikt als gif tegen kakkerlakken. In 2005 heeft de National Library of Medicine (NLM) van de National Institutes of Health (NIH) gesteld dat natriumboraat bekend is als gevaarlijk gif en niet langer wordt gebruikt in medische preparaten. Toch is het een hulpstof bij Gardasil.


VEILIGHEIDSSTUDIES


Blijkbaar zijn de veiligheidsstudies van het vaccin Gardisil (Merck - Sanofi-Pasteur) niet erg strikt verlopen.  


Sommige meisjes kregen samen met het HPV-vaccin ook een hepatitis B-vaccin toegediend, waardoor het quasi onmogelijk wordt de vaccins apart te beoordelen.


Maar ook met het placebo werd geknoeid, want bij de meeste deelneemsters aan de studie die een placebo ontvingen bevatte dit placebo eveneens aluminium. De bijwerkingen van het vaccin die veroorzaakt werden door deze component werden op die manier van de optelsom afgetrokken, waardoor een verkeerd positief beeld ontstaat.


Ondanks deze manipulaties werden nog ettelijke nevenwerkingen genoteerd die de veiligheid van het vaccin in vraag trekken. Hieronder 1 geval van juveniele artritis, 2 gevallen van reumatoïde artritis, 5 gevallen van artritis, 1 geval van reactieve artritis. Bij de zogezegde 'placebo'-groep werden 1 geval van lupus en 2 gevallen van artritis vastgesteld. In totaal werden 102 ernstige reacties vastgesteld, waaronder 17 doden, maar de wetenschappers beschouwden deze reacties als 'losstaand van de inenting'. (5) 


De CDC liegt dan ook wanneer ze in hun 'fact sheet' stellen dat "onderzoek op meer dan 11.000 vrouwen geen ernstige nevenwerkingen heeft aangetoond”.


LANGETERMIJN STUDIES


De studies die reeds uitgevoerd zijn of gepland zijn, zijn over het algemeen korte termijn studies (2 à 3 jaar). Lange termijn studies (10 jaar en meer) zijn nochtans noodzakelijk om een aantal effecten van vaccinatie te kunnen beoordelen, zoals:


  • bepalen of een vaccin ook bescherming biedt tegen andere HPV-virustypes dan die voorzien in het vaccin;
  • nagaan welke verschuivingen er optreden tussen de verschillende HPV-types als gevolg van vaccinatie;
  • de invloed van vaccinatie bij vrouwen die reeds besmet zijn met HPV;
  • nagaan of gevaccineerde vrouwen op termijn toch nog besmet raken met het virus.


TOENAME BAARMOEDERHALSKANKER NA GARDASIL


Twijfels over de efficiëntie van het HPV / baarmoederhalskankervaccin zijn niet nieuw. Maar uit een document van Merck gericht aan het FDA blijkt dat Gardasil zelfs een toename van 44,6% van het risico op baarmoederhalskanker veroorzaakt bij seksueel actieve vrouwen.


Een document van Merck & Co gericht aan het FDA, geschreven op 7 maart 2007, stelt: Een PCR-detectiesysteem van HPV dat een precieze diagnose van het genotype van het HPV toelaat is nu dringender dan ooit, want vaccinatie met Gardasil van vrouwen die reeds seropositief zijn en PCR-positief voor HPV-types uit het vaccin blijken een risico te dragen op hooggradige precancereuse letsels dat 44,6% hoger ligt, en dit volgens een FDA-document (1), gedateerd 18 mei 2006, Elders in het document stelt Merck nogmaals dat het vaccin bij deze besmette vrouwen niet alleen nutteloos is, maar het risico op kanker kan verhogen.  


Het document van Merck dringt dan ook ten zeerste aan op het ontwikkelen van deze HPV-test, gebaseerd op PCR-technieken, om dit bijkomend risico te voorkomen. Seksueel actieve vrouwen zouden dan alleen nog mogen ingeënt worden nadat deze test bewezen heeft dat ze nog niet besmet zijn met een van de virustypes uit het vaccin. Merck betreurt dat dergelijke test nog niet beschikbaar is, hoewel de nodige technologie ervoor blijkbaar reeds 20 jaar voorhanden is.


Blindweg vaccineren is dus uit den boze. Vaccineren van seksueel actieve jongeren is misdadig. Maar wie zijn die seksueel actieve jongeren? Een NACI Statement on Human Papillomavirus Vaccine verklaart op pagina 15: “27% van de tieners tussen 14 en 17 jaar verklaarden seksueel actief te zijn. Van hen verklaarde 20% dat ze reeds seksueel actief waren op de leeftijd van 15 jaar. Naar verluid kan ook gewoon huidcontact een HPV-besmetting veroorzaken. Wanneer we al deze elementen samen nemen blijkt de huidige vaccinatiecampagne bij 12-15 jarigen absoluut niet langer verantwoord. De nodige stappen dienen dan ook ondernomen te worden om de aan gang zijnde campagne meteen te stoppen. In afwezigheid van een gevoelige en specifieke HPV-test die toegepast wordt voor vaccinatie is deze ingreep hoe dan ook onverantwoord".

>> TEGENINDICATIE


De producent waarschuwt dat het vaccin niet mag gebuikt worden bij wie allergisch is voor bepaalde componenten het vaccin.


Zwangere vrouwen mogen, eveneens volgens de fabrikant, niet gevaccineerd worden.


Gardasil mag niet gegeven worden bij gistallergie.


VACCINATIESCHEMA


Voor de peperdure HPV-vaccins (Gardasil en Cervarix) werd van in het begin een schema vooropgesteld met drie dosissen. Dit schema (0 - 2 - 6m) blijft tot nog toe gehandhaafd. Nochtans weet men reeds sedert 2011 dat de efficiëntie na 2 of 3 dosissen dezelfde is tot ten minste 3 jaar na vaccinatie. Zowel Kreimer (2011) [5913] als Dobson (2013) [5914] kwamen tot dezelfde conclusie. De enorme sommen die besteed werden aan een onnodige derde dosis zijn dus weggegooid geld. Bovendien verhoogt een extra dosis onnodig het risico op nevenwerkingen.


Als alternatief wordt in Canada geëxperimenteerd met een 2-dosis schema (0-6m) op jonge leeftijd (9 - 13j), gevolgd door een derde dosis op latere ('late adolescentie') leeftijd.


OBSTAKELS


Een van de thema’s die ouders in het verkeerde keelgat schieten is het feit dat de overheid met dit vaccin tussenkomt, is het gesprek tussen ouders en kinderen over seksualiteit. Ouders worden door het vaccin gedwongen met hun kinderen te praten over seks op een leeftijd dat zij daar misschien nog niet aan toe zijn.


Een andere zorg is dat het vaccin bij jongeren een vals gevoel van veiligheid geeft in verband met seks, terwijl het helemaal niet beschermt tegen zwangerschap of seksueel overdraagbare aandoeningen. Vooral in conservatieve hoek is men bang dat het vaccin zou bijdragen tot vroegtijdig seksueel contact en promiscuïteit.


Bovendien wijzen velen er op dat het hier niet om een besmettelijke ziekte gaat die men kan opdoen door gewoon sociaal contact. De keuze van de school als recruteringsterrein is daarom aanvechtbaar. 


Nog een bron van ergernis in de VS was de rechtstreekse betrokkenheid van de producent, Merck, bij de discussie over het verplichten van het vaccin. Zo voorzagen zij onder andere onbeperkte sponsoring van Women in Government, een pro-vaccinatie lobbygroep van vrouwelijke parlementsleden [4317]. 


Een bijzondere bekommernis is de vraag of de vaccinatie niet zal leiden tot het verwaarlozen van de uitstrijkjes, vanuit een gevoel van “Ik ben gevaccineerd en dus toch safe”. Dit terwijl iedereen het er over eens is dat uitstrijkjes essentieel blijven in de preventie van baarmoederhalskanker.


KOSTPRIJS


De kostprijs van het vaccin geeft ook stof tot nadenken. Het is ten zeerste de vraag of met al dat geld niets zinnigers te doen valt in de gezondheidszorg.


Gardasil wordt in België terugbetaald sedert 1 november 2007. De echte prijs is 125,40 € per vaccin, te vermenigvuldigen x3. Dat betekent 376,20 € per gevaccineerde. Het vaccin wordt momenteel bekostigd door de overheid.


De kostprijs van de vaccinatiecampagne in ons land beloopt 24 miljoen euro per jaar (xxxx).


KOSTEN-BATEN ANALYSE


Kim en Goldie kwamen in hun studie tot het besluit dat vaccinatie kosteneffectief is bij 12-jarigen, maar niet bij oudere meisjes en vrouwen [4323].


Haug (2008) [4316] brengt daar tegen in dat deze bewering enkel opgaat indien voldaan is aan een hele reeks zeer optimistische veronderstellingen, namelijk:


  • het vaccin moet levenslang beschermen, zonder dat daarbij herhalingsvaccins nodig zijn. Iedereen aanvaardt momenteel dat dit niet het geval is;
  • dat het vaccin dezelfde efficiëntie heeft bij pre-adolescenten (-15 jaar) als bij adolescenten en oudere vrouwen. Dit is absoluut niet voldoende aangetoond. 
  • dat er geen nieuwe kankerverwekkende HPV-stammen opduiken in de plaats van de twee waartegen gevaccineerd wordt. Nu reeds blijkt dat dit wél het geval is;
  • dat alle meisjes en vrouwen trouw hun uitstrijkjes laten uitvoeren, ook na vaccinatie. De kans is groot dat wie zich “beschermd” waant de echte preventie uit het oog verliest;
  • dat de natuurlijke immuniteit tegen HPV niet in het gedrang komt. Met de komst van nieuwe HPV-stammen zal dit echter wél het geval zijn.

>> ALTERNATIEVEN


VOORDELEN VAN UITSTRIJKJES


Merkwaardig genoeg is iedereen het er over eens dat HPV-vaccinatie de klassieke uitstrijkjes helemaal niet vervangt of overbodig maakt. Het is gewoon een meerkost bovenop de bestaande en efficiënte preventie onder vorm van uitstrijkjes.


Uitstrijkjes genieten bovendien ettelijke voordelen ten opzichte van vaccinatie:


  • er zijn geen nevenwerkingen;
  • er wordt ook gescreend op letsels veroorzaakt door andere HPV-types dan die uit het vaccin en door andere virussen;
  • de kostprijs ligt veel lager: 18,89 € in vergelijking met 375 € voor drie vaccins. Nochtans beknibbelt de overheid op het goedkope uitstrijkje, door dit nog maar om de 3 jaar terug te betalen, terwijl ze geen problemen maakt van een duur vaccin waarvan de waarde zeer speculatief is. Dit stemt tot nadenken. 
  • er is ruim tijd om via een uitstrijkje baarmoederhalskanker op te sporen en te behandelen. Er verlopen zeker 10 jaar tussen een infectie en het ontwikkelen van een kanker.


Deskundigen schatten dat er in België jaarlijks 1.400 gevallen van baarmoederhalskanker vermeden worden door screening (uitstrijkjes). Per 1.140 vrouwen die men 10 jaar lang screent, vermijdt men 1 overlijden door baarmoederhalskanker.  


Er worden te weinig inspanningen geleverd om deze testen systematisch uit te voeren. In een rapport uit 2006 meldt het kenniscentrum dat bij meer dan 41% van de vrouwelijke bevolking tussen 25 en 64 jaar er zelden of nooit een uitstrijkje wordt afgenomen (28). Dit is onaanvaardbaar. Er moeten zonder twijfel grotere inspanningen geleverd worden om de test te promoten bij alle vrouwen uit deze leeftijdsgroep.


Bovendien bestaat de vrees dat gevaccineerde vrouwen niet langer geneigd zouden zijn regelmatig een uitstrijkje te laten maken, in de overtuiging dat ze toch beschermd zijn tegen baarmoederhalskanker. Deze misvatting kan leiden tot een feitelijke toename van het aantal kankergevallen, gezien de onmiskenbaar preventieve waarde van de uitstrijkjes.


HPV-TESTEN


Sinds jaren wordt er gewerkt aan biologische testen voor het opsporen van HPV. Deze testen kunnen de uitstrijkjes aanvullen, maar niet vervangen (de test wordt trouwens uitgevoerd op een dunlaag uitstrijkpreparaat). Hierbij wordt nagegaan of RNA of DNA van het HPV-virus aanwezig is.  


Voordelen van deze testen zijn dat ze objectief zijn en niet afhankelijk zijn van de subjectieve interpretatie van een testaflezer. 


Er bestaan verschillende systemen. HC2 testen zijn even specifiek als cytologische testen maar gevoeliger. De gevoeligheid van de testen is hoog: 98 à 99%, en de specificiteit is eveneens goed: rond de 90%. De FDA gaf zijn goedkeuring voor het gebruik van HPV-testen als aanvulling op uitstrijkjes bij vrouwen boven de 30 jaar. In Europa is men eerder afwachtend (28). 


Kostprijs voor deze testen ligt nog vrij hoog: 15 à 50 euro, gemiddeld zo’n 30 euro. 


Deze testen zijn bovendien nuttig bij de opvolging van vrouwen bij wie de baarmoederhals moest worden weggenomen (conisatie).


MONEY, MONEY


Intussen levert de hele leugen rond het HPV-vaccin wel astronomische sommen op voor de producenten. In september 2008 kostte het vaccinatieprogramma alleen in de VS al ...


BELEID


In de VS kwamen vanaf 2006 in 24 staten wetsvoorstellen op tafel om het vaccin verplicht te maken voor 12-jarige meisjes, anders mochten ze niet naar school. Stormen van protest hadden voor gevolg dat overal, behalve in Washington DC, deze voorstellen strandden zonder tot uitvoer gebracht te worden. In New Mexico sprak de gouverneur zelfs zijn veto uit nadat de wet gestemd was. Het is duidelijk dat de agressieve aanpak, geïnspireerd door de lobbyisten van Merck, niet het gewenste resultaat had [4317].  


In ons land pakt men het gewoontegetrouw iets subtieler aan. De Belg is over het algemeen allergisch voor verplichtingen, dus voegt men het vaccin geruisloos toe aan het pakket schoolvaccinaties, waar de meeste ouders sowieso weinig bezwaar tegen maken. Het valt echter nog af te wachten of deze 'vaseline-aanpak' zal slagen. Het debacle van de Mexicaanse griep, en het eindeloos toenemende aantal vaccins bij kinderen, doen meer en meer vragen rijzen bij de doorsnee ouder.

BESLUIT

Volgens het officiële standpunt speel HPV een doorslaggevende rol bij baarmoederhalskanker. De aanwezigheid van het virus bij 99% van de kankers bewijst echter nog niet dat het daarom ook de oorzaak is van de aandoening. Evenmin is bewezen dat het voorkomen van een langdurige HPV-infectie kanker voorkomt. Vast staat dat HPV-infectie meestal niet leidt tot kanker. De meeste infecties genezen spontaan, zonder problemen. De echte strijd die moet geleverd worden is dus nagaan hoe de zeldzame infecties die wél tot problemen leiden kunnen opgeruimd worden, en welke risicofactoren kunnen voorkomen worden. Of vaccinatie hierbij effectief een rol kan spelen is absoluut niet bewezen, terwijl de veiligheid van het vaccin te wensen overlaat.


Woordenlijst


  1. CIN: Cervical Intraepithelial Neoplasia
  2. HPV: Human Pamilloma Virus
  3. IND: Investigational New Drug
  4. Syncope: aanval van bewusteloosheid
  5. VLP: Virus-Like Particle
  6. VRBPAC: Vaccine and Related Biological Products Advisory Committee
Bekijk gegevens
- +
Uitverkocht