Influenza/Griep 

 Laatste update 2017 

>> DE ZIEKTE


Eigenlijk mogen we hier niet over griep spreken, maar moeten we de term 'influenza' gebruiken. Het verschil is dat influenza door een specifiek virus veroorzaakt wordt. Vele andere virussen veroorzaken een ziektebeeld dat in de praktijk niet te onderscheiden is van influenza, en bekend staat als 'griep'. Het belang hiervan is dat 'griep' helemaal niet te voorkomen is door een 'influenza'-vaccin.


Er zijn twee grote families influenza virussen: A en B. Elk van die families bevatten talrijke verschillende stammen. Bovendien muteert (verandert) het influenza virus zeer makkelijk, waardoor er steeds nieuwe vormen opduiken.


De symptomen zijn door iedereen goed gekend: koorts, hoofdpijn, spierpijn, gewrichtspijn, koude rillingen, neusloop, hoesten, en een algemeen belabberd gevoel.

Wil je meer over influenza weten? Lees dan de uitgebreide versie met meer wetenschappelijke achtergrond: klik hier.


In e-Prikje 35 (p. 31-36) vind je een dossiertje van september 2023 over efficiëntie en veiligheid van de griepprik enerzijds, en omgang met de ziekte en preventie ervan anderzijds.

>> EFFICIËNTIE


De voortdurende veranderingen die influenzavirussen ondergaan maken het uiterst moeilijk een vaccin te ontwikkelen dat de juiste stammen bevat. Een vaccin bevat normaal drie verschillende stammen; sinds 2017 stapt men over naar vier stammen. Die moeten al in februari gekozen worden, voor een vaccin dat ten vroegste in oktober gebruikt zal worden. Tijdens de maanden tussen de selectie van het virus en de vaccinatie kunnen deze virussen nog in grote mate wijzigen, waardoor het effect van het vaccin verloren gaat. Het is ook bijna onvoorspelbaar welk van de vele influenzavirussen vanuit het verre oosten (waar de epidemies over het algemeen hun oorsprong kennen) over de aarde zullen uitwaaieren. Het bepalen van de inhoud van het vaccin, wat ieder jaar opnieuw moet gebeuren, is dus eigenlijk een gigantische roulette die zelden goed afloopt.


Het gebrek aan efficiëntie van het vaccin wordt goed aangetoond in een Nederlands artikel over een home voor bejaarden. Ondanks vaccinatie van twee derden van alle bewoners trof een zware griep 49% van hen, met zware ziekteverschijnselen (bacteriële infecties, pneumonie) en een hoog sterftecijfer (10%). Belangrijk om weten was dat bij de gevaccineerden 50% de ziekte kregen, vergeleken met 48% bij de niet gevaccineerden. De antistoffen voor influenza A waren positief bij 41% van de gevaccineerden vergeleken met 36% bij de niet-gevaccineerden. Dit toont duidelijk aan dat het gevaccineerd zijn geen enkele beschermende invloed had. Latere laboratoriumstudies bevestigden dat antistofvorming tegen het vaccin normaal verlopen was, maar het influenza A virus had niet gereageerd op het toegediende vaccin.


De vergelijking met een gelijkaardige situatie in een ouderlingentehuis in 1988 leert dat in dit geval zowel het aantal zieken als het sterftecijfer beduidend lager waren, namelijk 37 en 3%. Het voornaamste verschil tussen beide situaties was echter dat... in het tweede tehuis niemand gevaccineerd was!


Smith, die in 1974 het effect beschreef van influenzavaccinatie in een groot bedrijf, besloot dat het jaarlijks aanbod van vaccinatie niet resulteerde in een beduidende afname van de ziekte.


Shann vermeldt twee voorwaarden voor een efficiënt vaccin.


Ten eerste varieert het resultaat naargelang de reactie van het immuunsysteem op het vaccin. Dus hebben we mensen die goed reageren op het vaccin omdat hun immuunsysteem goed werkt. Maar dat is ook de groep die goed zal reageren op de ziekte zonder verwikkelingen, en bijgevolg ook geen vaccin nodig heeft. De groep die meer risico's loopt, zal ook minder goed reageren op het vaccin, en als er al antistoffen gevormd worden zijn het nog de verkeerde (zie later).


Ten tweede hangt volgens Shann de efficiëntie van het vaccin samen met de gelijkenis tussen het virus in het vaccin en het circulerende virus. Zoals reeds vermeld is deze gelijkenis is vaak ver te zoeken.


Hoewel het duidelijk is dat een groot verschil tussen influenzavirus en vaccin de kansen van dat vaccin zo goed als tot nul herleidt, is het niet zo dat een goed passend vaccin noodzakelijk ook veel resultaat geeft. A. Morris, vroeger stafmedewerker bij de Food & Drug Administration, illustreerde bij zijn vroegere studie over het influenza vaccin dat een geringe efficiëntie van het vaccin NIET het gevolg is van een slechte 'matching' van de virussen. In een interview gaf hij uitleg over waarom griepvaccins gewoonweg niet kunnen werken, en dit zelfs op zuiver theoretische grond. Alle gebruikte griepvaccins zijn immers dode virus vaccins, die enkel IgG-antistoffen produceren. Om zich te beschermen tegen infectie met het griepvirus heeft men echter een immuniteit nodig ter hoogte van het slijmvlies van de luchtwegen door IgA-antistoffen. Zoals gezegd worden deze antistoffen nooit verwekt door dode virus vaccins!


Verder kunnen fouten bij de productie, het transport, de bewaring en de toediening van het vaccin verantwoordelijk zijn voor een verder verlies aan efficiëntie.


(Jaarlijks) herhalen van het vaccin vermindert de invloed ervan in plaats van hem te vergroten. Hoskins vond enige mate van bescherming enkel en alleen bij wie een eerste keer gevaccineerd was; bij vergelijking met een niet-gevaccineerde groep was er na drie jaar geen enkel verschil te bekennen.


De antistofspiegel daalt minder snel na de natuurlijke infectie dan na vaccinatie, wat eens te meer de superioriteit aantoont van het immunogeen vermogen van een natuurlijke infectie ten opzichte van vaccinatie.


Levend virus-vaccins zouden in principe werkzamer kunnen zijn indien ze de juiste virusstam bevatten. Zulk vaccin was tot nog toe enkel in de VS op de markt (FluMist) maar de resultaten waren teleurstellend. Het gebruik ervan was beperkt tot de leeftijdsgroep die het vaccin eigenlijk helemaal niet nodig heeft: tussen 5 en 49 jaar.

 

Zoals eerder vermeld zijn veel mensen met griep getroffen door een ander virus dan het influenzavirus, bijvoorbeeld RSV. Het spreekt voor zich dat overlijdens die niet door het influenzavirus worden veroorzaakt, ook niet door een influenzavaccin kunnen voorkomen worden.

>> VEILIGHEID


Lokale roodheid, warmte en zwelling treden op de plaats van inspuiting.  


Neurologische verwikkelingen van influenza vaccinatie werden gedurende vele jaren zonder meer ontkend. Nochtans toonden latere studies uit de VS aan dat er wel degelijk een verband bestond.


Het eerste syndroom waarvan een duidelijk verband met influenza vaccinatie werd aangetoond was het Guillain-Barré syndroom (GBS) in 1977. Gevaccineerden vertoonden deze verlamming 9 maal vaker dan niet-gevaccineerden. Slechts een jaar later ontdekten onderzoekers dat neurologische complicaties absoluut niet beperkt waren tot dit ene syndroom. Integendeel, zij vonden een hele reeks neurologische afwijkingen.


Andere verlammingen vastgesteld na griepvaccinatie zijn: aangezichtsverlamming, verlamming van de ledematen, verlamming van de tongzenuw.


Ook vermeldt de wetenschappelijke literatuur zenuwontstekingen en zenuwpijnen allerhande, beven, evenals meningitis en hersenontsteking, M.S., problemen bij het gaan (ataxie), hoofdpijn, verwardheid, bewusteloosheid, niet meer kunnen praten, stuipen.


Bronchitis en longontsteking treden op na vaccinatie, terwijl het vaccin bij 

ouderen juist bedoeld is om dit probleem te ontlopen. Astma kan ook een gevolg zijn.


Maag- en darmproblemen (overgeven, misselijkheid, diarree, verlies van stoelgang) kunnen volgen op de vaccinatie.


Blaasverlamming en impotentie staan ook op het lijstje.


Op gebied van neus-keel-oorproblemen noteren we duizeligheid, oorsuizen en gehoorverlies.


Wazig zicht, dubbel zicht en nystagmus kunnen voorkomen na vaccinatie.


De gevaccineerde kan in shock gaan, problemen krijgen met de bloeddruk of met de bloedstolling, of pijn krijgen aan het hart (angor). Ook weer merkwaardig gezien bij hartpatiënten het vaccin aanbevolen wordt.


Netelkoorts en erythema nodosum zijn vastgesteld na inenting.


Algemeen kan er koorts of slaperigheid optreden, of vermoeidheid.


Niet te onderschatten zijn de mentale problemen: moeite om na te denken, verwardheid, verlies van initiatief, hallucinaties. Of de emotionele: prikkelbaarheid en depressiviteit.


In zeldzame gevallen zijn patiënten overleden aan de gevolgen van hun reactie op het vaccin.

>> LEEFTIJDSVERDELING


De vele gevalsbeschrijvingen uit de medische literatuur tonen aan dat alle leeftijdsgroepen vatbaar zijn voor nevenwerkingen. Belangrijk is de vaststelling dat ettelijke patiënten ernstige nevenwerkingen vertonen na vaccinatie, hoewel ze de voorgaande jaren geen reacties op het vaccin hadden vertoond. Dit bewijst dat het achterwege blijven van nevenwerkingen bij een patiënt nooit de garantie biedt dat die patiënt later ook geen problemen zal krijgen na vaccinatie. Van degenen die GBS kregen na vaccinatie waren 11% minder dan 30 jaar, 58% tussen 30 en 59, en 31% 60 jaar of ouder.

>> INDICATIES


Traditioneel wordt het vaccin aanbevolen voor mensen die lijden aan chronische ziekten: hartziekten, ademhalingsproblemen, diabetes, en bij oudere personen.

Een artikel uit 1993 toont aan dat zelfs bij oudere personen (vanaf 65) slechts de helft beantwoordt aan de indicaties voor vaccinatie volgens de klassieke normen. Dit rechtvaardigt geen veralgemeende vaccinatie bij ouderen. In de BMJ raadt de redactie aan oude personen niet te vaccineren. Hassan beveelt een jaarlijkse influenzavaccinatie niet aan voor stabiele astmapatiënten vanwege de mogelijke neveneffecten.


De laatste jaren wordt het vaccin zelfs aanbevolen voor kinderen. Veel bedrijven bieden het griepvaccin aan hun (gezonde) werknemers aan. Vroeger echter werd expliciet gesteld dat vaccinatie van gezonde personen eigenlijk onzin is.


Een gereputeerde groep onafhankelijke wetenschappers, de Cochrane collaboration, maakte brandhout van de aanbevelingen voor vaccinatie van alle ‘risicogroepen’. Er bleek op basis van hun meta-analyse geen enkel overtuigend argument te zijn voor vaccinatie van ouderen, diabetici, hartpatiënten, astmapatiënten enz. Ook vaccinatie van ziekenhuispersoneel bleek geen overtuigend voordeel te bieden. Enkel bij COPD-patiënten leek er een zekere daling van de aanvallen van kortademigheid te constateren.

>> CONTRA-INDICATIES


Elke aantasting van het afweersysteem moet beschouwd worden als contra-indicatie voor influenza-vaccinatie.


  1. Allergieën, vooral op bestanddelen van het vaccin. Allergie tegen eiwitten, koemelk. Hooikoorts. Mensen met een allergische aanleg reageren vaker overgevoelig op vaccinatie.
  2. Acute infecties met of zonder koorts moeten aanleiding zijn voor uitstel of afstel van vaccinatie. De herstelperiode van een ziekte is geen geschikt moment om te vaccineren.
  3. Chronische aantasting van het immuunsysteem (auto-immuunziekte) betekent een verhoogd risico als men zich toch laat vaccineren.
  4. Vaccins met volledige virussen mogen niet gebruikt worden bij kinderen.

>> KOSTEN-BATEN ANALYSE


Vaccinatie heeft alleen maar zin als het voordeel bestaat. Aangezien een duidelijke bescherming niet kan aangetoond worden, ligt het gewicht helemaal aan de kant van de kosten. Dit houdt onder andere in: het geld besteed aan onderzoek, productie, reclame, medische behandeling van nevenwerkingen, vergoeding van slachtoffers van vaccinatieschade, "die elk kunnen oplopen tot 1 à 10 miljoen dollar." Het debacle van de varkensgriep in de VS, 1977, kostte de staat toen zo wat 3 miljard dollar aan schadevergoedingen. Smith vergeleek werkverzuim door griep bij meer dan 100.000 bedienden, waarvan de helft gevaccineerd. Hij kwam tot het besluit dat influenzavaccinatie geen significante vermindering qua ziekte opgeleverd had. Een schijnbaar voordeel tijdens de epidemie werd teniet gedaan door de minder goede afwezigheidscijfers voor de gevaccineerden in de weken na de epidemie. Over het geheel van de observatieperiode was het aantal ziektedagen in de twee groepen gelijk.


Het enig voordeel van vaccinatie is het financieel voordeel voor de farmaceutische industrie, de apothekers en de dokters die het vaccin toedienen.


FluMist


In de VS kwam in 2003 een nieuw griepvaccin op de markt gebracht door Medimmune. FluMist was het eerste gecommercialiseerde niet-ingespoten griepvaccin. Dit bevatte levende virussen die in de neus werden ingebracht, en van waar de gevaccineerde dus door niezen of neusloop zijn omgeving kan besmetten. Ook personen met een verminderde weerstand, die niet met het vaccin in aanraking zouden mogen komen, konden dus besmet worden: kankerpatiënten, seropositieven, transplantatiepatiënten, iedereen onder cortisonebehandeling voor eczeem, astma, emfyseem, darmontsteking, M.S., reuma, etc. etc. Dit kon op grote schaal voor problemen zorgen.


De gevaccineerde kon zelf allerlei nevenwerkingen ondervinden. Daaronder noteren we als meest frequente klachten: hoest, neusloop, neusverstopping, prikkelbaarheid, hoofdpijn, koude rillingen, spierpijn, koorts. 


Het vrijwillig infecteren van het neusslijmvlies was niet zonder gevaar. Dit slijmvlies staat via de reukzenuwen immers in rechtstreeks contact met de hersenen. Een infectie van deze zenuwen met de levende virussen uit het vaccin kan rechtstreeks tot infectie van de hersenen leiden, dus tot hersenontsteking en hersenvliesontsteking.


De doodsteek voor het vaccin kwam er in 2016, toen de CDC het vaccin niet langer kon aanbevelen omdat het reeds drie jaar op rij niet efficiënt bleek te zijn in het voorkomen van griep.

Bekijk gegevens
- +
Uitverkocht